38

Zuigkannetje met druppeltuit

Iconisch zuigkannetje van roodbakkend aardewerk met loodglazuur. Het kannetje heeft een vlakke bodem, een vloeiende overgang van buik naar hals en uitstaande rand, een verticaal worstoor en een iets lensvormig standvlak. De laagstaande lange tuit (zuigpijp of druppeltuit) staat haaks op het oor. Een zuigkannetje werd gebruikt voor zieken of baby’s. Type r-zui-2. Dit kannetje is gevonden op de Roggenplaat in de Oosterschelde.

Zuur papje
In vroeger eeuwen groeiden veel Zeeuwen op met dit kannetje. Het is een zogenaamd pappotje, de voorloper van de zuigfles. In Zeeland gaven de meeste moeders geen of slechts voor korte tijd borstvoeding. In plaats daarvan gaven ze hun pasgeboren kinderen een pappotje, gevuld met koemelk, water en een beetje meel. Rond het tuitje zat soms een lapje stof. Het zal er niet altijd even smakelijk uit hebben gezien. In 1875 schreef een arts dat er ‘zure, vaak kwalijk riekende pap’ in de kannetjes zat; de lapjes waren volgens hem ‘allervuilst’.
Waarom Zeeuwse moeders zo kortdurend borstvoeding gaven is raadselachtig. Op het eerste gezicht lijkt dat te zijn veroorzaakt door armoede. Immers, echtgenotes van landarbeiders moesten vaak meewerken om het gezinsinkomen aan te vullen. Ze hadden geen tijd voor borstvoeding. Als ze ’s ochtends weggingen om op het land
te werken, lieten ze hun kroost achter bij een ouder zusje of broertje. De oppas hield de baby’s overdag stil met een pappotje. Toch was armoede niet de enige reden; ook welgestelde boerinnen en rijke patriciërsvrouwen gaven hun kroost een zuigkannetje. Deze moeders hoefden niet buitenshuis te werken; misschien gaven ze geen borstvoeding omdat het zo hoorde en ze zelf ook zo waren opgegroeid.
Opmerkelijk is dat het eeuwen heeft geduurd voordat men besefte dat het onverstandig is kinderen met pappotjes te voeden. Alleen al het water dat men gebruikte om het papje aan te lengen was een bron van ziekten. In Zeeland was weinig zoet grondwater, zodat men voor drinkwater was aangewezen op regenwater dat via daken en goten werd opgevangen in regenputten. Dit water, dat ongekookt in het kannetje ging, was vaak verontreinigd met vogelpoep en ander vuil.
De slechte voeding en de gebrekkige hygiëne maakten veel slachtoffers. Nergens in Nederland was de zuigelingensterfte zo hoog als in Zeeland. Zelfs in welgestelde Zierikzeese patriciërsgezinnen was de sterfte onder jonggeborenen schrikbarend hoog: één op de drie regentenkinderen stierf in het eerste levensjaar. Pas in de negentiende eeuw werd men zich bewust van het verband tussen babyvoeding en zuigelingensterfte. Koning Lodewijk Napoleon stelde in 1809 zelfs een prijs ter beschikking voor moeders die hun kinderen borstvoeding gaven. Vrouwen konden er twee gouden oorijzers mee winnen. Helaas duurde het nog tot het einde van de eeuw voordat borstvoeding algemeen werd.
Dit pappotje is op de Roggenplaat in de Oosterschelde is gevonden en in 1930 aan het museum geschonken.

Vervaardiger: onbekend
Vervaardigingsplaats: Nederland
Vindplaats: Oosterschelde
Datering: 1300 tot 1375
Materiaal: roodbakkend aardewerk loodglazuur
Afmeting: hoogte 8.5 cm, breedte 18.0 cm
Objectnummer: 0038
Eigenaar: Gemeente Schouwen-Duiveland
Categorie