1251

Scheepsmodel van koopvaardijhoeker

Scheepsmodel, mallenmodel, van een koopvaardijhoeker. Waarschijnlijk is dit model van de hand van Pieter Ossewaarde (ook vermeld als Ossewaardt). In het Scheepvaartmuseum in Amsterdam bevindt zich een model van de hoeker ’t Welvaren der stad Zierikzee, eveneens vervaardigd door Ossewaarde. Het roeibootje bij de Zierikzeese hoeker draagt de naam van kapitein Ossewaarde en behoort bij de hoeker in Amsterdam. In het algemeen waren hoekers sterke zeewaardige vissersschepen, die gebruikt werden voor de kabeljauwvangst in de wateren rond IJsland. Vanuit de hoeker werd niet gevist met netten, maar met lange lijnen met hoeken of haken waarop aas was aangebracht. Het hoekerschip was al in de middeleeuwen bekend, maar het had toen, evenals de haringbuis, een platte spiegel (achterschip). Pas in de zeventiende eeuw werden de hoeker en de buis met een rond achterschip gebouwd. Onder water liepen het voor- en achterschip spits toe, hetgeen de zeilkwaliteit verbeterde, zowel wat betreft de snelheid als de zeewaardigheid. Deze bouwwijze werd later voor de grotere schepen overgenomen. In het midden van de achttiende eeuw bezat Zierikzee nog zeventig hoekers, waaronder grote driemasthoekers, die ook vaak voor de koopvaardij werden gebruikt.

Hoeker
Volgens scheepshistorici heeft degene die tweeënhalve eeuw geleden dit model bouwde de scheepsromp te dik en te rond gemaakt. In werkelijkheid was het nagebouwde scheepstype – de hoeker – veel slanker. Toch is het een zeer gedetailleerd model. Zelfs de binnenkant is in het klein nagemaakt. In het achterschip bevindt zich een kajuit met een tafel en beschilderde balken en wanden. Helaas is het vertrek niet zichtbaar zonder het dek te demonteren; een restaurator ontdekte het in de jaren ’90 van de twintigste eeuw toen hij bezig was het model schoon te maken.
Op echte hoekers was de kajuit het onderkomen van de schipper. Op deze schepen voeren, naast de schipper, een stuurman en vier tot acht matrozen. Gewapend met een set kaarten, eenvoudige navigatie-instrumenten en een ongelooflijke kennis van de Europese kusten ondernamen ze de meest avontuurlijke reizen. Vanuit Zierikzee zeilden ze zo ver als Archangelsk in het Noorden of Genua in het Zuiden. Altijd was er het gevaar van schipbreuk of entering door een kaperschip.
Hoekers waren de werkpaarden van de Zierikzeese economie. Het waren multifunctionele schepen. Ze vervoerden hout, zout, wijn, wol, levende kreeften, oesters en nog veel meer.
Het scheepstype ontleende zijn naam echter aan de kabeljauwvisserij. De schippers die op kabeljauw visten, gebruikten geen netten, maar lange lijnen met ‘hoeken’ of haken. Daarop was aas aangebracht. Omstreeks 1750, toen dit model werd gemaakt, telde de vloot van Zierikzee ongeveer 80 koopvaardijhoekers en 10 tot 20 vishoekers. De kabeljauwvissers zeilden elk jaar in mei of juni naar de zuidkust van IJsland, met in het ruim proviand voor een paar maanden, aas, zout en lege vaten. De gevangen vis werd op het dek gefileerd, gezouten en in vaten verpakt. Twee maanden na hun vertrek kregen de vissers bezoek van een ‘jager’ uit Zierikzee – een transportschip dat de lading kabeljauw overnam en direct terug zeilde. Na het bezoek van de jager, koersten de vissers naar de noordkust van IJsland, waar in de zomer de zon onafgebroken scheen en elke dag lang gevist kon worden. In de nazomer, als het weer slechter werd, keerden ze huiswaarts.

Vervaardiger: Ossewaarde, Pieter
Vervaardigingsplaats: onbekend
Datering: 1750 tot 1770
Materiaal: hout textiel garen
Afmeting: hoogte 145.0 cm, breedte 140.0 cm, lengte 77.0 cm
Objectnummer: 1251
Eigenaar: Gemeente Schouwen-Duiveland
Categorie